You never walk alone

‘Heb jij een hele marathon gelopen?’ Deze vraag is me de afgelopen weken regelmatig gesteld. Toegegeven, ik zie eruit als een meisje dat haar moeder net kwijt is geraakt. Niet als een marathonista. Met mijn korte pootjes zet ik twee keer zoveel pasjes. Dat voelt ook als twee keer zo hard doorstappen. Daardoor weet ik dat je soms moet strijden voordat iets een keer lukt.

Op 7 april liep ik marathon nummer zeven, in mijn geliefde Rotterdam. Toen ik de finish aantikte, gierde er een tsunami aan emoties door mijn lijf. Het was alsof ik uit een dolle rit in de achtbaan stapte. Want het blijft natuurlijk een teringend lopen. Ik dacht 42 kilometer lang aan van alles. Aan het blessureleed van vorig jaar. Aan vieze gelletjes. Aan de afwas. Aan frietjes met veel mayonaise.

Op de hoek van de Coolsingel, bij de 41 kilometer zag ik mijn trainer Harrie staan. Ik zag de twinkeling in zijn ogen. We wisten allebei dat het goed zat. Al die maanden keihard werken aan iets waar we allebei ontzettend in geloofden, was werkelijkheid geworden. En hoe. Ik wist mijn PR met ruim drie minuten aan te scherpen: 3.39.12.

Hoewel ik er nu zeven op mijn naam heb staan, blijft het lopen van een marathon speciaal. Ik ben niet gezegend met bergen looptalent, dus moet ik er veel voor doen. Het komt helaas niet vanzelf aanwaaien. Bij elke marathon begin je weer vanaf nul. Je bent zo goed als je laatste prestatie. Ik wilde daarom die nare bijsmaak van de marathon in Berlijn wegspoelen. Geen man met de hamer meer. Niet meer bijna afhaken bij de 28 kilometer. Ik was teleurgesteld in mezelf en zat daarna maanden in een helse hardloopdip.

Dat moest deze marathon anders. In aanloop naar Rotterdam heb ik de hulp ingeschakeld van een aantal lieve mensen: een loopcoach, een personal trainer, een fysiotherapeut en een masseur. Het is tof om een team van professionals achter je te hebben staan. Een marathon lopen doe je niet alleen. Ik niet tenminste.

Als ik eenmaal iets wil, ga ik er ook voor de volle honderd procent voor. Ik heb me maandenlang de pleuris gewerkt. Naast vier keer in de week trainen, ging ik ook twee keer per week naar de sportschool. Dat was best pittig voor een amateurtje met een fulltime baan aan de andere kant van het land. Het voelde vaak als drie slagen in de rondte squatten, van links naar rechts en van onder naar boven.

Er waren dagen dat ik het echt niet meer leuk vond. Het ging namelijk niet meteen van een leien dakje. Pas na een paar maanden merkte ik vooruitgang. Ik werd fitter, sneller en viel prompt vijf kilo af. Maar de belangrijkste les die ik had geleerd was om gewoon mijn leven te leiden. Niet te veel nadenken. Toen ik weer begon te genieten van het lopen en blij was met wat ik had in het leven, ging het vanzelf beter.

Ik kijk met een glimlach terug op mijn vrijwillige sportmartelingen. Het werd loon naar werken. Ik loop nu een half decennium marathons en deze laatste in Rotterdam vind ik mijn mooiste tot nu toe. Dat was het moment waarop alles klopte. Wat een euforie! Ik voelde die dag iets ongewoons, het heet gelukkig zijn. Na afloop flaneerde ik trots met mijn medaille over de Coolsingel. Het bewijs dat ik mee had gedaan. Aan een hele.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *