Angstgegner

We kennen het allemaal. Dingen die we liever niet doen, maar die wel moeten gebeuren. Die eerste keer spreken voor een groot publiek, studeren voor een belangrijk examen of een lastig gesprek voeren met je baas. Bij het idee alleen breken de zweetdruppels je al uit. De horror! Stiekem heb je er ook een keer akelig over gedroomd. Je besluit het nog even uit te stellen. ‘Want dat kan ik toch niet’, zucht je sip. Iets van een mug een olifant maken.

Daar komt het op neer. Ook sporters krijgen te maken met onzekerheden. Zo zijn er tegenstanders met wie ze liever niet de strijd aangaan. Een tegenstander waarvan ze bang zijn te verliezen nog voor de wedstrijd is begonnen. Die angst is meestal ontstaan door uitslagen in eerdere confrontaties. Een Angstgegner heet dat in sporttermen. Een bekend voorbeeld van iemand met een Angstgegner was Vitas Gerulaitis, een tennisser in de jaren zeventig. Hij won veel, maar Jimmy Connors was zijn Angstgegner. Van hem kon hij niet winnen. Op een gegeven moment had hij zestien keer achter elkaar van Connors verloren. Toen hij de partij daarna eindelijk won, verzuchtte hij: ‘Niemand verslaat Gerulaitis zeventien keer op rij.’

Het lopen van een 10 kilometer wedstrijd is voor mij een absolute Angstgegner. Sinds ik vier jaar geleden begon met het lopen van marathons heb ik een fobie ontwikkeld voor deze afstand. Ik presteerde nooit optimaal. Door al die duurtrainingen merkte ik dat ik langzamer werd op kortere afstanden. Ik draaide pas warm na de 10 kilometer en de winst kwam pas als de rest moe werd. Een erg fijne tactiek voor een marathon, dat zeker. Alleen begon ik het sprintwerk te missen. Daar moest ik iets aan doen. Ik had mijn moeder toch al beloofd in 2017 maar één marathon te lopen.

Een mooie gelegenheid om de tweede helft van het jaar aan mijn snelheid te werken. Na Rotterdam besluit ik de focus volledig op de kortere afstanden te leggen. Dat blijkt geen gemakkelijke opgave te zijn: ik moet transformeren van een diesel naar een motor die meteen snel optrekt. Mijn trainer Harrie maakt een ambitieus en soms spartaans schema. Op het hardloopmenu staan veel tempoloopjes, bloktrainingen en intervalsessies.

Natuurlijk kan het onvermijdelijke niet uitblijven. Ik moet vlammen op de 10 kilometer. Harrie hamert er altijd op dat een 10 kilometertijd de basis is voor een solide marathon. De opdracht is om onder de 45 minuten te lopen. Oef, dat is bijna een minuut sneller dan mijn beste tijd tot nu toe. In juni krijg ik mijn eerste kans. Op een snikhete avond doe ik mee met een loopje bij mij in de regio. Alles wat er mis kan gaan, gaat ook mis: te snel starten, niet goed aanhaken en te slap aanzetten in de bochten. Mijn streeftijd haal ik niet. Sterker nog, ik heb in geen jaren zo slecht gelopen.

Mijn zelfvertrouwen krijgt een flinke deuk. Eind augustus mag ik het nog eens proberen op die gevreesde afstand. Daar zie ik natuurlijk enorm tegenop. Dat doemdenken krijg ik er niet meer uit. Ook niet een paar dagen voor de wedstrijd.  Loopvriendin Hedwig begrijpt me gelukkig. We leerden elkaar twee jaar geleden kennen in New York, een dag nadat we daar allebei de marathon hadden gelopen. Hedwig is net als ik ook meer een langeafstandsloopster. We zitten op dezelfde hardloopgolflengte. Toen ik haar destijds vroeg hoe ze haar marathon had beleefd, beschreef ze het precies zoals ik het ook had gevoeld. Hoe synchroon kun je denken?

Sindsdien appen we elkaar weleens voor belangrijke wedstrijden. Een soort peptalkgesprekken. ‘Tien kilometer is ook mijn gevreesde afstand’, bekent Hedwig. ‘Mijn trainer denkt dat ik een tijd onder de 45 minuten kan neerzetten. Dat kan ik helemaal niet’, jammer ik. ‘Natuurlijk wel, ik heb er alle vertrouwen in’, zegt ze. ‘Je hebt hier maanden hard voor getraind.’

En dan is het zover. Ik ga opnieuw die 10 kilometer lopen. Aan de start gieren de zenuwen door mijn lijf. De woorden van mijn moeder klinken door mijn hoofd. Als ik vroeger ergens tegenop zag, riep ze altijd: ‘Kom op gewoon doen, even je tanden op elkaar zetten.’ Als het startschot klinkt, begin ik aan mijn nachtmerrie. Een rondje van 1 kilometer en drie rondjes van 3 kilometer. Meer is het niet. Harrie staat me aan de kant aan te moedigen. Dat geeft me een boost. Rennen, rennen en nog eens rennen. Meer herinner ik me niet. Op de klok staat 44.50, een vet PR. Hiermee heb ik mijn tijd met 1 minuut en 9 seconden verbeterd. Eindelijk, na twee jaar. Ik krijg mezelf voor het eerst van mijn leven stil.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *