Terug naar mijn roots! Met Jong Financiën was ik in mei twee weken op studiereis in Seoul en Shanghai. In een drieluik blogde ik op het intranet van het ministerie over mijn dagelijkse besognes in het Verre Oosten.
Toen ik zeven maanden was, vloog ik van Seoul naar Amsterdam. Als baby was ik te vondeling gelegd op de stoep van het politiebureau in de Koreaanse hoofdstad. Mijn Nederlandse ouders en twee grote broers ontvingen me op Schiphol met open armen. Hoewel er niemand is die meer van boerenkool houdt dan ik, verloochen ik mijn Koreaanse afkomst niet.
Precies veertig jaar later vlieg ik de omgekeerde route terug. Samen met dertig collega’s van het ministerie van Financiën ben ik op studiereis in Zuid-Korea. Mijn nieuwe vrienden vragen hoe ik het vind om voor het eerst weer voet op Koreaanse bodem te zetten. Het voelt bijzonder om na veertig jaar terug te zijn in mijn geboorteplaats. Voor het eerst van mijn leven zie ik duizenden mensen bij elkaar die er hetzelfde uitzien. Dat doet iets met me. Een gevoel van saamhorigheid, van ergens bij horen. De eerste dagen lach ik naar alle Koreaanse voorbijgangers op straat.
Toen ik Seoul in 1978 verliet behoorde Zuid-Korea tot de armere landen van deze wereld. Er is in vier decennia veel veranderd. Seoul heeft zich ontwikkeld tot een moderne metropool met op elke hoek van de straat een koffietentje en hippe mensen die winkelen in luxe warenhuizen. Kranten berichten volop over een mogelijke hereniging van het Koreaanse schiereiland. De Koreanen volgen de onderhandelingen met Noord-Korea op de voet. President Moon wiens ouders uit Noord-Korea kwamen, maakt zich hard voor een hereniging. Hij hoeft geen Nobelprijs, maar wil wel vrede.

Mijn eigen hereniging loopt nog niet zoals ik had gehoopt. Ik voel me een buitenstaander. Terwijl mijn collega’s hier op handen worden gedragen, vinden de Koreanen mij een beetje raar. Ik ben een vreemde eend in de bijt. Een kaaskop met spleetogen die niet met stokjes kan eten en de taal niet spreekt. De lokale mensen praten namelijk gewoon Koreaans tegen me en ik sta dan met een mond vol tanden. Ze kijken me teleurgesteld aan als blijkt dat ik ze niet versta. Misschien moeten we gewoon nog aan elkaar wennen.