Zoete olijven

Thijs en ik waren Best Friends Forever. Ik viel hem dus ook lastig met mijn achtergrondverhaal.

Vroeger was ik een mini ninja die kleine avonturen beleefde. Onovertroffen waren crossen op mijn BMX-fietsje, het eten van bittere olijven en keten met Thijs. Hij was mijn buurjongetje slash allerbeste maatje. Saampjes vormden we een opvallend duo: hij een Hollands jongetje met blond haar en ik een ‘Chineesje’ die over hem baasde. Ja, we waren net de kinderen uit de tv-reclame van Duo Penotti (‘Twee kleuren in een pottie’). Ik wilde met niemand anders omgaan. Toen een ander jongetje uit de straat op een middag bij mij kwam spelen, was ik beledigd dat Thijs niet kwam opdagen. Het eerste uur heb ik die arme stakker het leven behoorlijk zuur gemaakt. De kreten ‘stomme trut’ en ‘Zal ik je eens in elkaar slaan’ waren favoriet.

Thijs en ik waren Best Friends Forever. Ik viel hem dus ook lastig met mijn achtergrondverhaal. Zoals op 24 maart 1981. Twee kleuters zitten op de bank. Omdat ik de baas ben, gaat het gesprek in één richting:

‘Kom Thijs, mag je naar het boekje over Korea kijken’, roep ik.

‘Alle baby’s, ja.’

‘Kijk daar zijn de schoenen van de kinderen.’

‘Kijk alle baby’s.’

‘Dat, zie je dat. Leuk hè?’

‘Zo uit.’

‘Ik doe het niet meer mama.’

‘Ik doe het niet meer hoor Thijs.’

‘Want ik ben zo moe van het kijken.’

‘We gaan lekker met de Playmobil spelen.’

Op mijn derde nam ik dus al een stoere pose aan als het over mijn adoptie ging: afstandelijk, kort en bondig. Ik voelde geen diepe connectie met mijn geboorteland. Wanneer je aan me vroeg of ik ooit terug wilde naar Zuid-Korea zei ik steevast: ‘Sommige kinderen willen dat graag, maar voor mij hoeft dat niet zo.’ Mensen keken me dan met een niet-begrijpende blik aan. Misschien stelden ze zich wel gerust met de gedachte dat ik er ooit anders over ging denken. Er zijn geadopteerde kinderen die het onwijs machtig vinden om hun moedertaal te leren spreken, de meest exotische gerechten te kunnen bereiden en te sparen voor een reis naar het geboortedorp. Of ook leuk: familieleden opsporen. Het zal!

Op mijn derde nam ik dus al een stoere pose aan als het over mijn adoptie ging: afstandelijk, kort en bondig. Ik voelde geen diepe connectie met mijn geboorteland.

Prima voor de liefhebbers. Voor mij? Nee, dank je wel. Het onderwerp schuurt, maakt ongemakkelijk en geeft mij ook een schuldgevoel. Ik probeer al heel mijn leven dit soort gesprekjes op afstand te houden. Niet wéér dat verhaal. Of ik me daar soms lullig over heb gevoeld? Jazeker. Er was zowaar sprake van schaamte. Tot voor kort dacht ik dat het verre van acceptabel was om nul komma nul interesse te hebben voor mijn afkomst.

Maar mijn verhaal moet wel verteld worden. Daarom ben ik een half jaar geleden begonnen met bloggen. Het is voor mij schrijftherapie. Ik tik niet om onverwerkt verdriet te verwerken, maar omdat ik graag vertel. Mijn doel is niet per se de beste schrijver aller tijden worden, maar wel een blog opbouwen waar ik trots op kan zijn. De start is veelbelovend. Ik heb toffe reacties gekregen, en een paar daarvan zijn speciaal. Van geadopteerde kinderen, adoptieouders en familieleden die vertellen dat ze zich in mijn gedachtenspinsels herkennen. Toegegeven: dat raakt me.

Van geadopteerde kinderen, adoptieouders en familieleden die vertellen dat ze zich in mijn gedachtenspinsels herkennen. Toegegeven: dat raakt me.

Door het schrijven over adoptie ben ik niet van mijn ‘geloof’ gevallen. Ik pieker er nog niet over om terug naar Zuid-Korea te gaan. Maar tja, wie weet. Het is net als met een goede whisky. Die moet je op zijn waarde schatten en leren drinken. Een proces dat jaren kan duren. Misschien boek ik over vijf jaar in een recalcitrante bui alsnog een retourtje Amsterdam-Seoul. Op de dag dat ik de royalty’s ontvang van mijn eerste boek. Als de olijven op een dag zoet smaken, is alles mogelijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *